OVER EDUX

Nieuws

Hoe leert een kind de moedertaal

27 december 2021

Taal leren door interactie. De moedertaal leren jonge kinderen vooral spelend en later sprekend. Ze hebben andere kinderen en volwassenen nodig die zij kunnen observeren en nadoen.

De eerste zeven levensjaren van het kind zijn hiervoor het belangrijkst, omdat in deze periode de hersenen het gemakkelijkst bepaalde taalvaardigheden leren. Wanneer een kind ouder is dan zeven jaar, is het voor hem of haar lastiger om deze nog onder de knie te krijgen. Als pedagogisch medewerker en leerkracht is het dan ook belangrijk om te weten uit welke onderdelen mondelinge taalvaardigheid bestaat.

Het leren van de moedertaal

 De gevoeligheid voor de moedertaal begint al voor de geboorte. Wanneer de foetus vijf maanden oud is, kan het geluiden van buiten de baarmoeder horen. Vanaf de geboorte ontwikkelt het kind de mondelinge taalvaardigheid eerst non-verbaal en later verbaal. Schaerlaekens heeft de taalverwerving van jonge kinderen verdeeld in vier periodes (Gillis & Schaerlaekens, 2000; Luinge, 2005). Taalverwerving is de manier waarop kinderen een taal leren. In deze periodes zijn een aantal belangrijke momenten. Deze belangrijke momenten worden ook wel mijlpalen genoemd. De mijlpalen maken duidelijk welke vaardigheden we van kinderen op een bepaalde leeftijd mogen verwachten. De volgorde waarin de mijlpalen worden behaald, is eigenlijk altijd hetzelfde. Kinderen verschillen wel in tempo, maar de hiaten mogen niet te groot worden.

Non-verbaal: je communiceert met je mimiek of gebaren.
Verbaal: je communiceert met woorden.

PEriodes bij het leren van de moedertaal
0 tot 1 jaar

0 tot 6 weken: huilen
6  weken tot 4 maanden: vocaliseren ‘a-a-a-a’
4 maanden tot 7 maanden: vocaal spel ‘sj-sj-sj, hoog, laag, hard en zacht geluid’
7 à 8 maanden tot 13 à 14 maanden: brabbelen ‘da-da-da'
De basis voor fonologie, semantiek (receptief) en pragmatiek wordt gelegd.

1 tot 2,5 jaar

1 tot 1,5 jaar: één woordzinnen
1,5 tot 2,5 jaar: twee- en meerwoordzinnen
De basis voor fonologie,  semantiek (receptief en actief) en pragmatiek wordt gelegd.

2,5 tot 5 jaar

Verder bouwen aan:
- Fonologie (klanken)
- Semantiek (woordenschat)
- Syntaxis (een goede zinsopbouw)
- Morfologie (woorden juist vervoegen)
- Pragmatiek (begrip)

5 tot 7 jaar De basis van de vijf taalonderdelen (fonologie, semantiek, syntaxis, morfologie en pragmatiek) zijn geleerd en zullen nu verder ontwikkeld worden.

Perioden van taalverwerving (bron: Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, 2018; Gillis & Schaerlaekens, 2000).

Tijdens deze vier periodes is het belangrijk dat er een goede basis wordt gelegd binnen de vijf taalonderdelen: fonologie, semantiek, syntaxis, morfologie en pragmatiek (Bogers, 2020). Dit kan alleen wanneer de drie taalgroeimiddelen voldoende aanwezig zijn, namelijk: taalaanbod, taalkansen en taalfeedback (Damhuis, de Blauw, & Brandenberg, 2013). Bij taalaanbod horen kinderen genoeg taal, ze horen veel nieuwe woorden en juist uitgesproken zinnen. Kinderen moeten ook voldoende momenten krijgen, waarbij ze een taalkans kunnen pakken. Denk aan het gebruiken van nieuwe en bekende woorden, maar ook het spreken met een juiste zinsopbouw. Hiervoor hebben kinderen natuurlijk wel voldoende woordenschat nodig. Daaropvolgend krijgen kinderen taalfeedback. Impliciete taalfeedback is een goede manier van prettig feedback geven. Je geeft hierbij tijdens een reactie een juist uitgesproken zin als voorbeeld. Kinderen krijgen op deze manier sprekenderwijs in de gaten dat zij een bepaalde vaardigheid nog niet goed kunnen. Hierdoor luisteren ze extra goed en proberen ze het daarna nog eens uit.

Taalaanbod, taalkansen en taalfeedback in de praktijk.

Jinthe speelt in de bouwhoek. Zij maakt met Pjotr een kasteel. Meester Rik observeert en ziet dat de twee kinderen veel overleggen over hoe het kasteel eruit moet zien. Na verloop van tijd roept Jinthe de meester: ‘Kijk meester, ik heb een kasteel bouwt. Waarop de meester reageert: ‘Ik zie aan de hoge torens dat jij een kasteel hebt gebouwd. Wat heb jij een mooi kasteel gebouwd’. Daarna vertellen de kinderen hoe het kasteel eruit ziet. Ook meester Rik vertelt tijdens spel meer informatie over kastelen, waardoor zij algemene kennis kunnen uitbreiden.

Door de zin ‘Ik zie aan de hoge torens dat jij een kasteel hebt gebouwd. Wat heb jij een mooi kasteel gebouwd’ laat de meester horen hoe Jinthe de volgende keer de zin juist kan uitspreken. De meester geeft impliciete taalfeedback. Doordat de kinderen mogen vertellen over hoe het kasteel eruit ziet, krijgen de kinderen taalkansen. Ook meester Rik vertelt over kastelen, waardoor de kinderen taalaanbod krijgen.

 

De Vijf taalonderdelen

Klanken
Het leren van de moedertaal start non-verbaal. Later leert een baby de taal verbaal. Dit houdt in dat een baby eerst woorden wel kan begrijpen, maar nog niet kan gebruiken (receptief). De baby zal dus ook veel non-verbaal communiceren door zijn of haar mimiek en gebaren. Daarna komt het moment waarop de baby woorden zelf kan gebruiken (actief en verbaal).

Receptief: je begrijpt het woord, maar je kunt het woord nog niet zeggen.
Actief: je begrijpt het woord en je het kunt het woord zelf zeggen.

Een baby ontwikkelt zich eerst op het gebied van klanken, ook wel fonologie. Dit start meteen na de geboorte met huilen. Huilen is voor de baby een communicatiemiddel. Daarna gaan baby’s vocaliseren. Bij het vocaliseren maken zij geluidjes. Je hoort bijvoorbeeld a-a-a-a-a. Ook gaan baby’s nu communiceren met anderen door hun mimiek. Wanneer de baby ongeveer vier maanden oud is, volgt er vocaal spel. Je hoort nu wat meer variaties in de geluidjes, doordat baby’s verschillende klanken combineren en experimenteren met hard en zacht. Bijvoorbeeld ‘sjsjsjsjs’. Rond de 7 à 8 maanden oud gaan baby’s brabbelen. Ze combineren stukjes van woorden die op volwassen woorden lijken. Deze worden steeds herhaald. Bijvoorbeeld ‘dadadada’. Uiteindelijk kunnen de meeste baby’s wanneer ze 1 jaar zijn een aantal klanken samenvoegen tot een woord (actief en verbaal). Ze zeggen dan hun eerste woordje. Ook tijdens de peutertijd speelt fonologie nog een grote rol. Denk bijvoorbeeld aan het herkennen of het kunnen maken van rijmwoorden. In de kleuterperiode breiden kinderen dit uit met het herkennen van de begin-, midden- en eindklank in een woord, een woord kunnen hakken in klankgroepen en klankgroepen kunnen plakken tot één woord.

Begrip
Ook begint op vroege leeftijd begrip al. Dit noemen we pragmatiek. Baby’s proberen anderen te begrijpen door naar hen te kijken en goed te luisteren. Mimiek en gebaren zijn hierbij erg belangrijk. Ook deze ontwikkeling gaat van receptief naar actief. Een zes maanden oude baby kan al zo’n 50 woorden begrijpen (receptief). Rond de tijd dat baby’s gaan brabbelen, kunnen zij beurten nemen, veranderen van mimiek en gebaren maken die hun verbale uitdrukkingen ondersteunen (actief). Het luisterbegrip ontwikkelt zich de komende jaren op een steeds hoger niveau. Zo kunnen dreumesen en peuters vragen van andere begrijpen en reageren ze op een gepaste manier. Later kunnen peuters en kleuters ook vertellen wat er in het voorgelezen verhaal is gebeurd en ontwikkelen zij goed luisterbegrip. De voorloper van begrijpend lezen.

Hoe-leert-een-kind-de-moedertaal2.jpg

Woordenschat
Zoals in de vorige alinea is beschreven, kennen baby’s van 6 maanden ongeveer 50 woorden (receptief). Rond de periode dat baby’s 1 jaar worden, leren zij zowel receptief als actief veel nieuwe woorden bij. Woordenschat wordt ook wel semantiek genoemd. Bij semantiek gaat het om het leren van nieuwe woorden en woordbetekenissen, dus de woordenschat van het kind. Jonge kinderen leren woorden eerst receptief. Later kunnen ze woorden ook zelf gaan gebruiken, dus actief. Wanneer peuters op 1,5 jarige of 2 jarige leeftijd verschillende woorden kennen, kunnen zij deze combineren in zinnen van twee woorden. Al snel volgen er zinnen met meerdere woorden en ontdekken en leren kinderen steeds meer woorden en woordbetekenissen bij. Peuters leren woorden nog vooral spelenderwijs, maar in groep 1/2 leren kleuters nieuwe woorden en betekenissen door spel, interactie en instructie van de leerkracht. Dit taalonderdeel stopt nooit, want een mens leert gedurende zijn of haar leven altijd nieuwe woorden bij.

Een goede zinsopbouw
Wanneer peuters zinnen van twee of meerdere woorden kunnen maken, wordt het praten met een goede zinsopbouw steeds belangrijker. Een goede zinsopbouw zorgt ervoor dat een peuter zichzelf goed kan uitdrukken en dat anderen hem of haar goed kunnen begrijpen. Dit taalonderdeel noemen we syntaxis. Bij syntaxis ontdekken kinderen door taalaanbod, taalkansen en taalfeedback hoe zij zinnen in de juiste volgorde moeten uitspreken. Peuters en kleuters kunnen door taalaanbod en taalfeedback reflecteren op hun eigen taalgebruik en die van de anderen. Op deze manier leren zij door observeren, imiteren en al sprekenderwijs een goede zinsopbouw (Weitzman & Greenberg, 2018).

Woorden vervoegen
Naast het spreken met een juiste zinsopbouw, leren peuters en kleuters ook door observeren en imiteren woorden juist vervoegen. Dit noemen we morfologie. Ook hier spelen taalaanbod, taalkansen en taalfeedback een grote rol. Bij het juist vervoegen van woorden kun je denken aan een woord in enkelvoud of meervoud uitspreken. Maar ook het juist vervoegen van woorden in de tegenwoordige tijd of verleden tijd. De juiste vervoeging zorgt er uiteindelijk voor dat je een boodschap op de juiste manier kunt overbrengen.

Aan het eind van groep 2 zijn de 5 taalonderdelen (fonologie, semantiek, syntaxis, morfologie en pragmatiek) nog niet volledig ontwikkeld. De basis staat er, maar de komende jaren zullen de taalonderdelen steeds op een hoger niveau ontwikkeld worden. Je blijft dus je hele leven jezelf op mondeling taalvaardig gebied ontwikkelen en je wordt steeds vaardiger.

Je weet nu dat jij de mondelinge taalvaardigheid al bij hele jonge kinderen kunt stimuleren door hen taalaanbod, taalkansen en taalfeedback te geven. Ook weet je welke taalonderdelen je de eerste zeven levensjaren kunt benadrukken, zodat er een goede basis gelegd wordt. Een goede mondelinge taalvaardigheid is uiteindelijk weer een goede basis om te leren lezen, spellen en begrijpend lezen.

Meer weten? 

Wil je meer weten over taal of taalontwikkeling bij jonge kinderen? Lees dan verder in het boek ‘Al pratend wijs. Het belang van een goede vroege mondelinge taalvaardigheid’ of neem contact op met adviseur Eveline Bogers.

 

DOWNLOAD ARTIKEL ALS PDF