OVER EDUX

Nieuws

Voorschoolse educatie vraagt om een duidelijke visie

22 november 2019

Vanaf 2020 wordt het aantal uren voorschoolse educatie verhoogd van 600 uur naar 960 uur (periode 2,5 tot 4 jaar). De uitbreiding van het aantal uren wordt gezien als een extra stap in de richting van gelijke kansen voor alle kinderen. Maar hoe voorkom je dat bij de invoering hiervan, praktische en bedrijfsmatige overwegingen de boventoon gaan voeren en pedagogische aspecten naar de achtergrond verdwijnen?

Gemeenten aan zet

De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het realiseren van goede voorschoolse educatie (VE). De onderwijsinspectie en GGD controleren of gemeenten, besturen, scholen en kinderopvangorganisaties VVE volgens de richtlijnen uitvoeren. Hierdoor komt het accent al snel te liggen op: "Hoe moeten we dit realiseren?”, in plaats van: "Waarom willen we dit?” In dit artikel bespreken adviseurs Gerrie Compen en Ilse Tijmensen een aantal pedagogische en maatschappelijke aandachtspunten, die zij belangrijk vinden om te bespreken bij de invoering van 960 uur voorschoolse educatie.

Informeel leren of formeel leren?

Sinds 1985 zien we dat in groep 1 en 2 het spelend leren onder druk staat. Willen we deze lijn doortrekken naar de voorschoolse educatie? Anders gezegd: moeten de extra uren VE besteed worden aan geplande activiteiten of willen we meer ruimte voor het informele en spelend leren?

In Denemarken heeft men hierover een duidelijke mening en is in de wet opgenomen dat kinderdagverblijven géén school zijn. Kinderen gaan daar pas vanaf 6 jaar naar school en in de kinderopvang ligt dan de nadruk op spel en natuur.

Ook wij pleiten voor meer nadruk op het informele leren in de voorschoolse periode. VE-locaties moeten op een gestructureerde en samenhangende wijze aandacht besteden aan taal, motoriek, rekenen en sociaal emotionele ontwikkeling; dat kan tijdens geplande activiteiten, maar ook tijdens niet geplande momenten. Een klein voorbeeld: een pedagogisch medewerker gaat met de kinderen naar buiten.

“Kijk het regent buiten, zullen we de laarzen aandoen?..." ”Moeten we nog meer meenemen” enzovoorts… (taal, denkontwikkeling). De kinderen doen zelf hun laarzen en jas aan (motoriek en zelfredzaamheid). “Passen ze?” (rekenontwikkeling: meten)

Verplicht stellen van specifieke VVE-programma’s kan tot rigide keuzes leiden:

In gemeente X wordt door een kinderopvangorganisatie in de VE-groep met Uk & Puk gewerkt en in de reguliere groep niet. Door overbezetting kan een kind niet 3 dagdelen op één locatie in de VE-groep worden geplaatst. Om het kind toch drie dagdelen het verplicht VE-programma te bieden, wordt het op maandag en dinsdag op locatie A en op donderdag op locatie B opgevangen.

Dit kan men voorkomen door niet het programma maar een goed aanbod en het pedagogisch en didactische handelen centraal te stellen. Kinderdagverblijven kunnen dan kiezen of ze met een VE- programma werken of zelf hun activiteiten (programma) samenstellen. De GGD heeft de taak om te controleren of de VE locaties volgens de richtlijnen van de wet IKK werken. 

Ruimte voor kind en ouders

Voor sommige kinderen is vier tot zes uur per dag een VE-groep bezoeken erg belastend, waardoor ouders het moeilijk vinden om hun kind naar de VE-groep te brengen. Moet je rekening houden met het dagritme van een jong kind? Hoeveel inspraak wil je ouders geven? Dit zijn vragen waar je over moet nadenken bij de invulling van de 960 uur. Een gemeente kan ervoor kiezen om 2,5 jarigen minder uren VE te laten volgen en vanaf 3 jaar meer of langere dagdelen aan te bieden.

Als een gemeente ouderbetrokkenheid belangrijk vindt, bieden de extra uren VE nieuwe mogelijkheden. De uren kunnen gebruikt worden om meer werk te maken van spelinloop. Ouders komen in de groep en zien hoe pedagogisch medewerkers hun kind begeleiden en worden gestimuleerd om mee te spelen. Tevens biedt het pedagogisch medewerkers mogelijkheden om een gesprekje met ouders aan te gaan. Ons advies is om spelinloop mee te laten tellen als VE-uren. Korte informele gesprekjes zijn van onschatbare waarden:

Roza en mama komen de peutergroep in. Roza kiest een puzzel en gaat met haar speentje in de mond aan tafel zitten. De pedagogisch medewerker gaat bij Roza aan tafel zitten en vraagt Roza het speentje in haar mandje te leggen. Het verbaast moeder dat Roza zo makkelijk het speentje weg legt. De pedagogisch medewerker legt aan moeder uit waarom zij dit doet. Moeder geeft aan dat zij thuis de speen ook graag wil gaan afbouwen.

Inclusie

We willen een samenleving waarin kinderen mét elkaar opgroeien en van elkaar leren. De extra eisen die aan voorschoolse educatie worden gesteld leiden echter in sommige situaties tot segregatie. Vanuit praktische en financiële overwegingen kiezen gemeente en kinderdagverblijven soms voor VE-groepen en niet-VE groepen. Hierdoor worden kinderen al op jonge leeftijd gescheiden. Door VE aan te bieden op alle locaties of te werken met gemengde groepen zorg je dat kinderen met en niet naast elkaar opgroeien.

In kleine kernen met weinig doelgroepkinderen pleiten we voor koppeling van VE aan de basisschool. Zo kan voorkomen worden dat kinderen naar een ander dorp moeten om daar VE te volgen. In sommige gemeenten is men al met een pilot gestart. Door te kiezen voor een vaste stamgroep met twee vaste begeleiders wordt gezorgd voor een veilige basis voor jonge kinderen en krijgt de doorgaande lijn daadwerkelijk handen en voeten. Als kinderen 5 jaar worden kunnen ze doorstromen naar groep 2.

Samenvattend

Pedagogische en maatschappelijke doelstellingen moeten leidend zijn voor de inrichting van de 960 uur. Vervolgens kan gekeken worden wat haalbaar is op grond van wettelijke en financiële middelen die een gemeente heeft. Hierbij kan ook gekeken worden naar middelen vanuit schoolbesturen, passend onderwijs en ouderbijdrage.

Als iedereen gaat voor hetzelfde doel, moet de praktische invulling toch ook lukken?!

Download artikel als pdf