OVER EDUX

Nieuws

TOS in de kinderopvang

25 oktober 2023

Bij het leren van een taal komt veel kijken; het is een ontzettend ingewikkeld proces. Toch leren kinderen alle complexe onderdelen van een taal in een paar jaar. Maar niet bij alle kinderen is dit zo vanzelfsprekend. Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben veel moeite met het leren van taal.


Wat hebben deze kinderen nodig? En hoe kun je hier als professional in ondersteunen? Adviseur Fleurke Schook neemt je mee in de wereld van TOS.

Wat is TOS?

Een taalontwikkelingsstoornis is een neurocognitieve stoornis, waarbij er iets mis is met het aangeboren vermogen om taal te leren (Bogers, 2020; Sanders, 2021). Een kind heeft een TOS dus al vanaf de geboorte. Taal wordt hierdoor minder goed verwerkt in de hersenen. Hierdoor hebben kinderen met een TOS vaak moeite met het spreken maar ook het begrijpen van taal. Problemen in het begrip worden vaker over het hoofd gezien. Veel kinderen gaan mee in routines of volgen andere kinderen waardoor het lijkt of zij alles of veel begrijpen, terwijl dit niet altijd zo is.

Wist je dat 5 tot 7% van alle kinderen een TOS heeft? En dat het daarmee zelfs vaker voorkomt dan ADHD en autisme? Hiermee is het de meest voorkomende stoornis bij jonge kinderen (Sanders, 2021). Doordat TOS nog vrij onbekend is, wordt het in veel gevallen nog niet of te laat herkend, terwijl een vroegtijdige signalering juist ontzettend belangrijk is. 

Kinderen met een TOS kunnen problemen ervaren op alle taaldomeinen; klanken, woorden, zinnen, verhalen en interacties (Deelkracht, 2021). Sommige kinderen ervaren problemen op één of twee gebieden, terwijl andere problemen ervaren op alle gebieden. Er is veel variatie in de ernst en vorm. Een TOS wordt vaak een onzichtbare stoornis genoemd, er is namelijk geen sprake van zichtbare kenmerken. Ook is er geen duidelijke oorzaak voor de stoornis te vinden, zo is er bijvoorbeeld geen sprake van een laag IQ of gehoorproblemen die de taalproblemen veroorzaken (Gerrits & Van Niel, 2012; Sanders, 2021). Daarnaast wordt de TOS niet veroorzaakt door te weinig rijk taalaanbod.

Kinderen met een TOS hebben een gespecialiseerd behandelaanbod nodig. Een juiste interventie kan er voor zorgen dat een kind kan groeien in zijn ontwikkeling en dat de TOS minder impact heeft op het functioneren nu en in de toekomst (Sanders, 2021). Dit is dan ook een duidelijk verschil met een taalachterstand (TOA), wat in veel gevallen wel voort komt uit onvoldoende rijk taalaanbod. Zodra er een sterk vermoeden ontstaat dat een kind een taalontwikkelingsstoornis heeft, kan het kind doorverwezen worden naar een logopedist of een audiologisch centrum.

 

Meer dan alleen taal

Kinderen met een TOS ervaren meestal niet alleen spraak- en taalproblemen, maar vaak zijn er ook zorgen op sociaal-emotioneel gebied (Isarin et al., 2017; Sanders, 2021). Taal zorgt er voor dat wij de wereld om ons heen, anderen maar ook onszelf gaan begrijpen. Het zorgt er voor dat wij kunnen communiceren met elkaar, dat je jezelf kan uitdrukken, je emoties kan verwoorden, dat je kan vertellen wat je wel en niet wil, dat je anderen begrijpt en je gedrag kan afstemmen op de ander. Voor kinderen met een TOS is dit niet vanzelfsprekend. Zij hebben moeite om te communiceren met anderen (Sanders, 2021). Hierdoor is het lastiger om contact te leggen met leeftijdsgenootjes en vriendschappen te sluiten.

Het kan ontzettend lastig en frustrerend zijn als je zelf niet alles begrijpt wat er om je heen gebeurt en als anderen jou niet altijd begrijpen (Sanders, 2021). Door deze frustratie én doordat ze zich minder goed in andere kunnen verplaatsen en emoties kunnen herkennen, begrijpen en verwoorden laten kinderen met een TOS vaker gedragsproblemen zien (Isarin, 2017; Sanders, 2021). De werkelijke oorzaak achter dit gedrag, de taalproblemen, wordt vaak niet gezien (Isarin, 2017).

vroegtijdig signaleren

Een TOS kan dus voor veel frustratie, onbegrip en miscommunicatie zorgen. Om kinderen zo vroeg mogelijk te kunnen helpen is een vroege signalering van groot belang (Bogers, 2020; Sanders, 2021). Tot 7 jaar is er bij kinderen sprake van een taalgevoelige periode, ook bij kinderen met een TOS. Dit is dus een belangrijke periode om kinderen met een (vermoedelijke) TOS te helpen door middel van specialistische behandeling, zoals logopedie of vroegbehandeling, om de taal- en spraakontwikkeling zo veel mogelijk te stimuleren (Sanders, 2021).

Een TOS kan niet verdwijnen, iemand zal er zijn hele leven in meer of mindere mate last van ondervinden (Bogers, 2020; Sanders, 2021). Toch kan de juiste begeleiding en met name op een zo vroeg mogelijke leeftijd kinderen helpen om beter te leren omgaan met de problemen die zij mogelijk ervaren door hun TOS. Ook kan dit ervoor zorgen dat nog grotere achterstanden voorkomen worden. Recent onderzoek laat zelfs zien dat achterstanden gedeeltelijk ingelopen kunnen worden (Bruinsma et al.,  2022; Sanders, 2021). 

Toch wordt een TOS vaak niet tijdig herkend. Meestal wordt gedacht dat een kind gewoon niet zo slim is, een algehele ontwikkelingsachterstand heeft of misschien wel autisme (Kentalis, z.d.). Aan een TOS wordt vaak niet gedacht. Het is ook moeilijk om op vroege leeftijd een TOS te signaleren, omdat er in de normale taalverwerving al een grote variatie in tempo zit bij kinderen (Sanders, 2021). Op jonge leeftijd wordt er daarom nog gesproken van een vermoeden van een TOS (Sanders, 2021). Het is belangrijk om iets te doen met zorgen als de taalontwikkeling achterblijft. Trek als professional op tijd aan de ‘bel’ bij ouders om vervolgens de juiste hulplijnen te benaderen, bijvoorbeeld het consultatiebureau, de huisarts of een logopedist (Sanders, 2021). Om tijdig te kunnen signaleren is het belangrijk dat pedagogisch professionals kennis hebben van de mijlpalen in de normale taalontwikkeling, maar ook de signalen van een taalontwikkelingsstoornis kunnen herkennen.

De signalen
Signalen bij baby's Signalen bij peuters Signalen bij kleuters
Niet brabbelen. Weinig praten, ook tijdens spel. Kleine receptieve (passieve) én kleine actieve woordenschat
Veel kwijlen. Slechte verstaanbaarheid. Moeite met het vinden van woorden.
Geen reactie of weinig reactie op contactinitiatieven van volwassenen. Kleine woordenschat en het kind kan moeilijke woorden moeilijk onthouden. De zinnen die gesproken worden kloppen grammaticaal niet, waardoor hij niet altijd begrepen wordt.
Geen of nauwelijks imitatie van klanken. Geen goede zinsopbouw. Slechte verstaanbaarheid.
  Moeite met het vinden van woorden. Moeite met het verwoorden van emoties.
  De peuter begrijpt andere vaak niet. Weinig praten, ook tijdens spel.
  Het kind lijkt niet te luisteren. Instructies of vragen worden niet begrepen, waardoor er misverstanden ontstaan.
  Snel boos of verdrietig en daarbij kan er ongewenst gedrag getoond worden (als hij niet begrepen wordt). Moeite met het volhouden van de aandacht.
  Ontwikkeling van eigen (brabbel)taal. Frustraties wanneer hij anderen niet begrijpt of anderen hem niet begrijpen.
  Het kind kan dichtklappen als er een vraag gesteld wordt. Moeite om een verhaal te vertellen.
    Regelmatig conflicten of misverstanden met andere kinderen.
wAT KUN JE DOEN OP DE GROEP?

Creëer succeservaringen! Kinderen met een TOS hebben vaak goed door dat zij moeite hebben met de taal; dat andere hen vaak niet begrijpen en dat zij zelf ook niet alles begrijpen. Dit heeft soms grote invloed op hun zelfvertrouwen. Wanneer een kind steeds merkt dat hij niet begrepen wordt of dat al zijn contactinitiatieven negatief of zelfs niet ontvangen worden, zal praten en communiceren al snel niet leuk meer zijn. Om het zelfvertrouwen en het plezier in communiceren te laten groeien is het essentieel om succes ervaringen te creëren. Hoe zorg je voor succeservaringen? Er moet ruimte en aandacht zijn voor taalaanbod, taalkansen en taalfeedback (Bogers, 2020).

  • Taalaanbod
    Het taalaanbod is de taal die jij als pedagogisch professional aanbiedt aan het kind. Om succeservaringen te creëren kan je werken middels de aanpak van de 3 V’s; Verkennen, Verbinden en Verrijken. Hierbij ligt de focus op het aansluiten bij de interesses van het kind.
    o   Ga in op alle contactinitiatieven van het kind, ook de non-verbale, en verrijk op
         dat moment de taal door de zin uit te breiden of eigen inbreng toe te voegen.
    o   Probeer te spreken op een rustig tempo, met duidelijk articulatie en veel
         intonatie en mimiek. Maak vooral korte zinnen, maar maak ze niet makkelijker.
    o   Leg nieuwe of moeilijke woorden uit en ondersteun deze visueel. Juist van een
         rijk taalaanbod leren kinderen het meest.
    o   Praat met het kind in plaats van tegen het kind. Ben oprecht geïnteresseerd en
         plaats jezelf op ooghoogte van het kind.

 

  • Taalkansen
    Om het kind voldoende taalkansen te bieden is het allereerst belangrijk om hem ook daadwerkelijk de kansen te geven.
    o   Geef het kind de ruimte en tijd om zelf taal te gebruiken. Blijf wat langer stil in
         een gesprek en laat het kind merken dat hij nu wat mag zeggen. Als het
         uiteindelijk niks inbrengt is dat ook oké, geef dan zelf weer wat taal.
    o   Dwing het kind niet tot spreken.
    o   Reageer op zo veel mogelijk contactinitiatieven van het kind, zowel de verbale
         als de non-verbale. Het nemen van zo’n initiatief is waarschijnlijk ontzettend
         spannend, zorg er dus voor dat je het opmerkt en hier positief op ingaat,
         nogmaals creëer een succeservaring!
    o   Bescherm beurten tijdens groepsmomenten. Zo komen kinderen met een TOS,
         die een nog langere verwerkingstijd nodig hebben, ook aan bod om bij te
         dragen aan het gesprek of de situatie.
    o   Laat kinderen handelingen gebruiken om zich duidelijk te maken. Naast dat jij
         handelingen en gebaren kan gebruiken in de communicatie, is het voor kinderen
         mogelijk ook prettig om dit zelf te kunnen en mogen gebruiken.

 

  • Taalfeedback
    Het laatste onderdeel is de taalfeedback. Naast dat het kind voldoende taalaanbod en taalkansen krijgt is het ook nodig om feedback te krijgen op de taalinitiatieven die het kind neemt. Hierdoor zal hij de taal steeds beter onder de knie krijgen.
    o   Herhaal de uitspraak op de juiste manier (impliciete feedback). Zeg niet “Nee
         het is niet toel het is stoel”, maar verbeter impliciet “Ja dat is een stoel”.
    o   Breid uitspraken uit door er taal aan toe te voegen. Bijvoorbeeld: “Ja dat is een       stoel. Daar mag jij op gaan zitten.”

Door er voor te zorgen dat er op alle drie de gebieden een goede balans is en kinderen op een ongedwongen en aanmoedigende manier gestimuleerd worden in de taalontwikkeling, zullen zij je steeds blijven verbazen met de mooie groei die zij laten zien!

Meer weten? 

Wil je meer weten over taalontwikkelingsstoornissen of heb je vragen over het ondersteunen van kinderen met een TOS? Neem dan vrijblijvend contact op met adviseur Fleurke Schook en informeer of Edux jou of jouw team kan ondersteunen.

 

DOWNLOAD ARTIKEL ALS PDF