OVER EDUX
Interactievaardigheden (deel 2)
HOE PAS JIJ JOUW HANDELEN AAN BIJ HET WERKEN MET BABY’S?
Voor het werken met kinderen, of dit nu baby’s zijn, peuters of kleuters, maar ook met volwassenen, ligt de basis onder andere bij het gebruiken van de interactievaardigheden. ‘Met baby’s kun je nog geen interactie hebben..’ Onzin! Hoe zie jij een baby? Een dreumes? Een peuter? Hoe pas jij je handelen aan? Juist ook als je met baby’s werkt is het toepassen van de interactievaardigheden in de communicatie en omgang van essentieel belang, omdat ze van invloed zijn op de ontwikkeling en het welzijn.
Bij interactie wordt er vaak gedacht aan communicatie. Interactie is echter breder dan dat. Er zijn zes interactievaardigheden:
- Sensitieve responsiviteit
- Respect voor de autonomie
- Structuren en grenzen stellen
- Ontwikkelingsstimulering
- Praten en uitleggen
- Begeleiden van interacties
De eerste drie vaardigheden hebben we in februari dit jaar met jullie gedeeld) en in dit artikel zullen we de overige drie vaardigheden onder de loep nemen.
Praten en uitleggen: zeggen wat je doet, benoemen wat je ziet
Praat jij voordat je een handeling met een baby verricht? Benoem je wat je ziet?
Door taal te geven aan dat wat we doen maken we de omgeving voorspelbaar voor de baby. Als we hem willen optillen, buigen we ons naar de baby toe, maken we contact, geven we de baby ruimte om te reageren met een lach of een bewuste blik. Houd er rekening mee dat een babybrein zeven seconden verwerkingstijd nodig heeft! Hierna zeggen we dat we hem komen halen voor bijvoorbeeld zijn flesje, en dan, na die tweede zeven seconden, tillen we hem pas op. Naast dat dit voor voorspelbaarheid zorgt, legt het babybrein ook verbanden. Door telkens bepaalde woorden en begrippen te horen, gevolgd door telkens dezelfde handeling, koppelt het kind deze begrippen aan deze handelingen. Dit is het begin van taalontwikkeling in het brein. Naast deze momenten en ook het benoemen wat je ziet in ons contact met baby’s, dragen liedjes zingen en boekjes lezen ook positief bij aan deze ontwikkeling.
Ontwikkelingsstimulering
Hoe draag jij bij aan de ontwikkeling van de kinderen?
Wat bied jij aan op de groep? Over welk speelmateriaal beschikken jullie en stem je dit af op het kind, zijn leeftijd en interesses? Kijk je ook naar hoeveelheid, indrukken en gewicht? Wat de ene baby van vier maanden oud leuk vindt, hoeft niet voor alle baby’s van dezelfde leeftijd passend te zijn. Hoe bied je hierin maatwerk en zorg dat je de baby zich uitgedaagd voelt? Want dan, als hij opgaat in het spel, ontstaat er spelbetrokkenheid. Hierbij is het van belang dat het materiaal op hem is afgestemd; dat het past bij de leeftijd, ontwikkeling, behoefte en interesse van het kind. Een jonge baby die alles met z’n handen en mond ontdekt, geef je iets dat hij goed vast kan houden en veilig in zijn mondje kan stoppen. Daarin speelt ook de ruimte een rol. Hoeveel prikkels zijn er, hoeveel mensen (kinderen en pedagogisch professionals), hoeveel geluid, hoeveel bewegingsvrijheid, welke ruimte is er om zelf te kunnen kiezen? Dat laatste heeft ook een verband met respect voor autonomie, waar we in deel 1 over gesproken hebben. Door echt goed te kijken naar de kinderen weten we wat gepast is om aan te bieden en zo kunnen we bijdragen aan hun ontwikkeling
Begeleiden van interacties
Hoe begeleid jij interacties?
Welke keuzes maak je? Kan een baby bijvoorbeeld altijd aansluiten bij het fruitmoment van de dreumesen of is het soms nodig dat hij alleen in de box ligt? Deze vraag stel je je iedere dag bij iedere baby opnieuw; wat past in deze situatie. Hoe kun je interactie tussen kinderen stimuleren? Soms al door ze te attenderen op het feit dat ze met hetzelfde materiaal spelen, of door kleinere baby’s samen in de grondbox neer te leggen waardoor ze pardoes elkaars handjes en voetjes aan het ontdekken zijn. Maar ook tijdens het afscheid met de ouder begeleid jij de interactie. Waarbij jij de ene ouder die er tussenuit wilt piepen (‘want nu is hij fijn aan het spelen’), toch nog even terugroept om bewust afscheid te nemen. En de andere ouder (die na vijf kusjes nog steeds geen aanstalten maakt), die zul je uiteindelijk vragen de laatste kus te geven zodat jullie aan het raam kunnen gaan zwaaien. Hier stel je ook grenzen, de derde vaardigheid, want dat hebben kinderen ook nodig. Allemaal verschillende momenten van het begeleiden van interacties tussen kinderen, met ouders, maar dat doe je ook met collega’s. Want al deze interactievaardigheden kun je op eigenlijk op iedereen toepassen; op peuters, maar dus ook op je collega’s, op ouders, of je leidinggevende. Kortom: in iedere situatie waarin interactie plaatsvindt. Want jij wil toch ook sensitief ontvangen worden door je collega als je even je dag niet hebt? Dat je collega dat ziet, aanvoelt en invoelend reageert/met je omgaat. Of dat je respect voor autonomie krijgt van je leidinggevende (en ook collega’s) om juist dat te mogen doen waar jij nou zo goed in bent of waar je interesse liggen, in plaats van dat je iets moet doen dat je minder aanstaat of dat het helemaal voor je voorgekauwd wordt en jij het enkel mag uitvoeren.
Je ziet in deze uitwerking ook heel mooi naar voren komen hoe alle interactievaardigheden met elkaar samen hangen; ze staan niet op zichzelf. Alles vergt bijvoorbeeld al een sensitieve benadering van jou; het opmerken van signalen en daar gepast op reageren. Maar ook gebruik je overal taal, dat gaat over praten en uitleggen maar ook ontwikkelingsstimulering. En zo zijn er nog tal van verbindingen onderling te maken waarbij je meerdere interactievaardigheden tegelijk inzet in het contact met baby’s.
meer weten?
Wil je meer weten over de interactievaardigheden en de toepassing daarvan? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze adviseurs en informeer of Edux jou of jouw team kan ondersteunen.